Nectar zoeken en perfecte honingraten bouwen is geen kwestie van instinct, maar van bewustzijn en intelligentie. De wetenschap kan het bewijzen.
Willem Schoonen 26 november 2022
Honingbij nummer 1 wordt in de testarena gebracht, een afgesloten ruimte met op de wand tegenover de ingang vijf vakjes. Een ervan is open. Het vakje is turquoise gekleurd. De bij vliegt er direct naartoe. Honingbij nummer 2 niet; die aarzelt, en vliegt langs het turquoise vakje zonder veel interesse.
Beide bijen ondergingen eerder in deze ruimte dezelfde training. Ze werden meerdere keren binnengelaten, en steeds stond slechts een van de vakjes open. Soms was dat het rode vakje helemaal links, en dan hadden ze geluk want daar lag nectar. Soms was dat het groene vakje helemaal rechts, en dan hadden ze pech want daar lag helemaal niks.
De vraag was hoe de bijen zouden reageren op een vakje dat het midden houdt tussen die twee kleuren. Nummer 1 en nummer 2 reageren heel verschillend dus.
En waarom? Honingbij nummer 1 had voor deze test een druppeltje suikerwater gehad, nummer 2 niet. Nummer 1 vliegt goedgemutst de ruimte in en denkt dat er bij turquoise wel wat te halen valt. Voor haar is het glas halfvol. Voor nummer 2 is het halfleeg; het was al niet veel vandaag, en het zal ook bij turquoise niks worden.
Emotionele staat
Het experiment laat zien dat bijen in een emotionele staat kunnen worden gebracht, schrijft de Britse entomoloog Lars Chittka, die dit onderzoek leidde. Er zijn ook door andere onderzoekers experimenten gedaan waarin bijenemoties werden aangetoond. En verwonderlijk is dat niet, volgens Chittka.
Er woedt in de wetenschappelijke wereld nog altijd een discussie over de vraag of (lagere) dieren emoties kunnen hebben. Chittka behoort tot degenen die zeggen dat ook insecten zoals bijen emoties hebben. Emoties móet je hebben om te overleven, is zijn uitgangspunt: ‘Natuurlijke selectie kijkt niet vriendelijk naar individuen die geen angst kennen, of naar moeders die onverschillig zijn voor het verlies van hun nakomelingen.’ Emoties behoren tot de ‘overlevingsgereedschapskist’ van de meeste dieren.
Dat is een veronderstelling, maar die is dus experimenteel te bewijzen, zelfs bij bijen.
Chittka doet dit verhaal in een nieuw boek: Het bewustzijn van de bij (uitg. Noordboek). Wie weleens een honingraat heeft bekeken, een verhaal heeft gelezen over de werkverdeling in de korf, of heeft gehoord van de dans waarmee bijen elkaar vertellen waar de beste nectar te vinden is, die weet dat honingbijen slimme dieren zijn. Geen twijfel.
Maar wetenschappers staan voor de taak het ook te bewijzen. Gedrag kan slim ogen, maar aangeboren zijn, een instinct. Om te bewijzen dat het geen automatisme is maar intelligentie, moet je bijvoorbeeld laten zien dat bijen van elkaar kunnen leren, en dat ze kennis kunnen overdragen naar elkaar en naar volgende generaties.
De ideale geometrie
Honingraten zijn opgebouwd uit de bekende regelmatige zeshoek. Een ideale geometrie als je honing moet opslaan en larven moet huisvesten; je kunt er een stevige structuur mee bouwen waarin weinig ruimte wordt verspild tussen de cellen.
Vele tientallen werksters werken tegelijk aan zo’n raat. En er is lang gedacht dat ze daarvoor geprogrammeerd waren. Chittka laat echter zien hoe meer dan twee eeuwen geleden al experimenteel is bewezen dat de bijenbouwers niet blind een instinct volgen, maar een plan hebben. Een plan dat ze ook kunnen aanpassen.
De werksters gooiden hun plan overhoop
Dat bewijs werd geleverd door de Zwitser Francois Huber, die blind was en bij zijn experimenten werd geholpen door zijn vrouw en een assistent. Honingbijen bouwen een raat van boven naar beneden, van het plafond van de korf naar de bodem. De Zwitsers legden boven in de korf een glasplaat, waaraan de bijenwas moeilijk hecht, en zie: de werksters gooiden hun plan overhoop en begonnen op de bodem te bouwen.
Werd ook daar een glasplaat gelegd, dan begonnen ze aan een zijkant van de korf, in de richting van de overkant. Als klap op de vuurpijl werd aan die overkant een glasplaat geplaatst, en lang voordat de bijen daar waren hadden ze het al in de gaten, en maakten in hun constructie een hoek van negentig graden, naar een nog vrije zijwand.
Hoe zoveel druk bouwende bijen het eens kunnen worden over een aanpassing in het plan, is nog steeds een raadsel. Maar, schrijft Chittka: ‘Hoe je het ook wendt of keert, bijen gedragen zich niet helemaal in lijn met wat je zou verwachten als de ratenbouw volledig door instincten zou worden beheerst’.
Een vorm van bewustzijn
‘Per saldo stapelt het bewijs zich op voor op zijn minst een eenvoudige vorm van bewustzijn bij bijen’, concludeert Chittka in zijn slothoofdstuk. Het is overdreven voorzichtig geformuleerd. Zijn boek is een rijk overzicht van onderzoeken die hebben aangetoond dat bijen leren, communiceren, plannen maken, emoties voelen, zich verleden en toekomst voor de geest kunnen halen, zelfbewustzijn hebben, en onzekerheid kennen; ook een bij weet wat ze (niet) weet.
De wetenschap heeft zich lang laten misleiden door de kleine omvang van het bijenbrein. Bijenhersenen tellen maar 850.000 neuronen; niks vergeleken met de 86 miljard die een mens heeft. Maar een brein hoeft niet groot te zijn om complexe eigenschappen en vermogens te hebben, bewijst de bij. Vergelijk je dit insect met gewervelde dieren met hun grote hersenen, schrijft Chittka, dan blijken bijen bewuste actoren die met minstens evenveel zekerheid handelen als honden of katten.
Met die wetenschap zouden we bijen en vele andere insecten anders moeten behandelen dan we nu doen, is de onvermijdelijke boodschap in het nawoord. Maar ook hier overschreeuwt de Britse wetenschapper zich niet. Het is zijn logische slotakkoord. Er wordt vaak geroepen dat we insecten moeten beschermen omdat ze de bestuivers zijn van onze voedingsgewassen; zonder bestuiving geen eten. Voor Chittka is het bewustzijn van de bij een belangrijker reden.
Levensverwachting gehalveerd
De levensverwachting van honingbijen die de wetenschap dienen is de afgelopen halve eeuw drastisch gedaald. Tenminste in de VS, waar dit bij toeval werd ontdekt. De onderzoeksgroep van bijenkenner Dennis van Engelsdorp, Canadees van oorsprong en nu verbonden aan de universiteit van Maryland, was bezig met ontwikkeling van protocollen voor laboratoriumstudies met honingbijen. Die protocollen moeten labexperimenten vergelijkbaar maken. De onderzoekers doken voor dit project ook in oude data, en zagen tot hun verbazing dat in labstudies in de jaren zeventig werksters van de honingbij twee keer zo lang leefden als de hunne: gemiddeld 34 dagen tegen 17 dagen nu.
De mens heeft het in gang gezet door inteelt en selectie
Dat het de honingbij en tal van andere bijensoorten in het wild niet goed gaat, is bekend. Populaties staan onder druk door parasieten en virussen, maar vooral door pesticiden die in de landbouw worden gebruikt. Maar voor onderzoek in het lab worden bijen als larve uit de korf gehaald en onder gecontroleerde omstandigheden grootgebracht. De labtechnieken worden steeds beter, dus je zou verwachten dat ook de laboratoriumbij langer leeft. Maar nee: haar levensverwachting is hard gedaald.
Het kan zijn dat er met de larven soms een ziekteverwekker het lab in komt, schrijven Van Engelsdorp en zijn collega’s in vakblad Scientific Reports. Maar symptomen daarvan hebben ze niet gezien. Misschien is er een genetische oorzaak voor de dalende levensverwachting, opperen ze. Maar dat is gissen. Levensverwachting is wel deels genetisch bepaald, maar de factor die voor deze grote daling verantwoordelijk zou kunnen zijn, moet nog gevonden worden. Het zou goed zijn die te zoeken, zeggen de onderzoekers, want mogelijk speelt die genetische factor ook buiten het lab een rol in de bijensterfte.
Bijenkenner hoogleraar Jacques van Alphen kijkt niet op van de bevindingen van de Amerikanen. De daling van de levensverwachting van honingbijen heeft de mens zelf in gang gezet door inteelt en selectie, zegt hij. “Natuurlijke bijenvolken leven in warme holtes, die ideaal zijn voor ziekteverwekkers zoals virussen. Om zich daartegen te verweren hebben bijen verschillende mechanismen ontwikkeld, waaronder mechanismen die zorgen voor grote genetische variatie in natuurlijke bijenpopulaties. Veel variatie betekent: een grotere kans op genen die beschermen tegen opkomende ziekteverwekkers.”
De genetische variatie is verminderd
Door te selecteren op honingproductie heeft de mens die genetische variatie verminderd en ook de onderliggende mechanismen verstoord, zegt Van Alphen. “Toen de varraomijt opkwam, hadden bijen in Afrika bijvoorbeeld die ziekteverwekker snel onder controle. Maar in Europa en in Noord-Amerika wordt de doorgeteelde honingbij er nog steeds ziek van.”
Hoe de levensverwachting van de gemiddelde honingbij in Nederland zich precies heeft ontwikkeld is niet bekend. Er zijn geen uitgebreide data. En een imker ziet wel hoe zijn volk zich ontwikkelt, maar niet hoe lang een individuele werkster leeft. Maar het zou Van Alphen niet verbazen als de daling in de afgelopen halve eeuw vergelijkbaar is met wat de Amerikaanse onderzoekers in hun lab zien.
Lars Chittka
Het bewustzijn van de bij – Verrassend onderzoek naar de intelligentie van bijen
uitg. Noordboek, 324 blz., € 39,90
Bron: Trouw 26 november 2022